Mobiel internetten via een cellulair netwerk (3G of 4G) kost vijftien tot twintig keer meer energie dan via een WiFi-verbinding, schreven we in het vorige artikel. Maar hebben we die mobiele netwerken eigenlijk wel nodig? In dichtbevolkte gebieden beschikken huishoudens intussen over zoveel WiFi-routers dat het openstellen ervan een hele stad van snel en gratis mobiel internet zou kunnen voorzien.
Foto: JoseModemsyEnlaces.
——————————————————————————————————–
|
// http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js // http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js |
——————————————————————————————————–
De tijd dat onze computers thuis via een kabel met het internet waren verbonden, ligt al even achter ons. De meeste Belgen en Nederlanders beschikken nu over een WiFi-router, die draadloze toegang tot het internet biedt in heel de woning. Dat kost uiteraard extra energie, maar het gaat slechts om een paar watt bijkomend vermogen in vergelijking met een kabelverbinding. Voor alle huishoudens samen loopt het energieverbruik natuurlijk op, zeker omdat veel routers dag en nacht zijn ingeschakeld. Bovendien heeft WiFi ervoor gezorgd dat we veel vaker online zijn en dus meer energie verbruiken.
Niettemin biedt de WiFi-router tegelijk een mooie kans om een aanzienlijke energiebesparing te realiseren. Telecom operatoren zijn momenteel bezig met het “uitrollen” van 4G-netwerken. Daarmee kunnen we met onze smartphone op eender welke plaats toegang krijgen tot een snelle internetverbinding — ongeveer even snel als de WiFi-verbinding thuis. Het nadeel is dat 4G-toegang duur is en veel energie verbruikt.
Gratis Mobiel Internet
Als we daarentegen allemaal onze WiFi-router zouden openstellen voor elkaar, dan worden 3G en 4G netwerken overbodig, tenminste op plaatsen waar veel mensen wonen of werken. Aangezien het bereik van een WiFi-router 30 meter en meer kan bedragen, bereikt het signaal vaak ook het publieke domein.
WiFi-dekking in en rond Antwerpen. De illustraties zijn gemaakt met software die de straten afspeurt naar WiFi-netwerken zonder beveiliging. Het kleurverschil duidt op de densiteit van knooppunten of (bij de meer gedetailleerde kaarten) de kwaliteit van het signaal. Bijna alle netwerken zijn beveiligd. Via WiGLE.
——————————————————————————————————–
De meeste WiFi-verbindingen zijn tegenwoordig afgeschermd met een paswoord. Dat gebeurt enerzijds omwille van zorgen over privacy en veiligheid. Als iemand anders je internetverbinding gebruikt voor illegale doeleinden, kan je in de problemen komen.
Anderzijds is het afschermen van de WiFi-router ook een manier om de kwaliteit van het draadloze netwerk te waarborgen. Als iemand een film streamt of een boek download met behulp van jouw WiFi-verbinding, dan zal je toegang tot het internet vertragen. Deze risico’s zijn reëel, maar ze kunnen ook worden opgelost zonder het WiFi-netwerk af te schermen voor anderen.
Twee Netwerken
Het is perfect mogelijk om twee netwerken te creëren op een WiFi-router: een netwerk voor privégebruik en een publiek netwerk waar iedereen gebruik van kan maken, zonder paswoord. Beide netwerken kunnen van elkaar worden afgeschermd zodat privacy, veiligheid en snelheid van het privénetwerk zijn gegarandeerd.
Een aantal commerciële bedrijven, waarvan FON het bekendste is, biedt al geruime tijd zo’n WiFi-routers aan. Wie over een FON-router beschikt, stelt een deel van zijn of haar draadloze breedband internetverbinding open voor andere FON-abonnees. In ruil daarvoor kan de klant dan mobiel internetten via het draadloos netwerk van andere FON-abonnnees. Het is ook mogelijk om toegang te krijgen tot het FON-netwerk via een dagabonnement, en sommige interproviders (zoals Belgacom) bieden FON-routers aan als extra service.
In principe is er echter geen commercieel bedrijf nodig om zo’n dienst te organiseren. Onder meer de Electronic Frontier Foundation (EFF), een stichting die zich ontfermt over burgerrechten op het internet, heeft software beschikbaar gemaakt waarmee twee van elkaar gescheiden netwerken kunnen worden gecreëerd op een bestaande router (“Open Wireless Router”). Voorlopig werkt die software slechts op één welbepaald toestel, maar de EFF heeft aangekondigd dat de compatibiliteit zal worden uitgebreid.
Met een niet-commerciële aanpak krijg je als mobiele internetter toegang tot alle WiFi-routers in de stad, niet alleen tot die van het bedrijf waar je zelf klant van bent. Op die manier ontstaan veel meer toegangspunten en kan het systeem een bruikbaar alternatief worden voor toegang via een cellulair netwerk (3G of 4G). Nu moet je als FON-abonnee vaak geluk hebben om een toegangspunt te vinden.
Overschot aan Bandbreedte
WiFi-routers staan meestal binnenshuis opgesteld en hebben een beperkt bereik. Bovendien zit er geen planning in de installatie van WiFi-routers. Toch heeft onderzoek in Franse en Britse steden aangetoond dat binnensteden en residentiële buurten meer dan voldoende toegangspunten en bandbreedte bieden om zowat overal gratis mobiele toegang tot het internet mogelijk te maken. Bovendien zijn deze draadloze internetverbindingen het grootste deel van de dag onderbenut.
Eén van die onderzoeken laat zien dat de eigenaars van een snelle glasvezelverbinding zoveel reservecapaciteit over hebben dat het zelfs niet nodig is om de bandbreedte van het publieke deel van het WiFi-netwerk te beperken. Hoe meer mensen over een glasvezelinternetverbinding beschikken, hoe meer bandbreedte er dus beschikbaar zal komen. In 2014 hadden ongeveer 600.000 Nederlandse huishoudens een glasvezel internetverbinding (9% van alle huishoudens). België loopt op dat vlak achterop, maar ook hier is een toename te verwachten.
WiFi-routers rond het station in Rotterdam. Via WiGLE.
Bij ADSL-verbindingen is er geen overschot aan bandbreedte, vooral niet wat de upload-snelheden betreft (kabelverbindingen — zoals die van Telenet — werden niet getest). Dat betekent dus dat de kwaliteit van het publieke deel van het netwerk beperkt moet worden om een minimum bandbreedte voor het private netwerk te garanderen. Dat kan bepaalde toepassingen zoals het streamen van media moeilijk maken. Je kan argumenteren dat dit een goede zaak is, omdat het precies dat soort toepassingen zijn die veel energie verbruiken.
Maar er valt ook veel te verbeteren op het technisch vlak. Zo hoeft de verhouding tussen privaat en publiek netwerk niet statisch te zijn. De eigenaar van een ADSL-verbinding kan in principe de router zo instellen dat de snelheid van het publieke netwerk varieert alnaargelang het internetgebruik thuis. Bij afwezigheid — bijvoorbeeld als de eigenaar van de internetverbinding op het werk zit — kan dan alle bandbreedte aan het publieke deelnetwerk worden toegekend.
——————————————————————————————————–
Eigenaars van een WiFi-router en glasvezelverbinding hebben zoveel capaciteit dat het niet nodig is de bandbreedte voor “freeloaders” te beperken
——————————————————————————————————–
Uiteraard betekent het delen van de internetverbinding dat de WiFi-modem thuis altijd ingeschakeld moet zijn, ook al is er niemand thuis. Dat kost de eigenaar extra elektriciteit en dus geld, tenzij de router sowieso al 24 uur per dag aanstaat. Langs de andere kant kan de eigenaar in ruil voor het delen van zijn of haar netwerk eens buiten de deur wel overal gratis op het internet. Het extra energieverbruik van de WiFi-routers wordt dan weer ruimschoots gecompenseerd door de besparing op het energieverbruik van cellulaire netwerken.
Een alternatief voor het delen van WiFi-routers is dat steden overal in de stad vrij toegankelijke WiFi-hot spots plaatsen. Die strategie introduceert echter extra infrastructuurkosten, extra energieverbruik, en bijkomende onderhoudskosten in vergelijking met het delen van reeds bestaande, vaak onderbenutte infrastructuur.
Gratis internet buiten de stad
Ook buiten de stad biedt WiFi veel mogelijkheden. Door aangepaste netwerkprotocollen en het gebruik van antennes kan een WiFi-signaal tientallen of zelfs honderden kilometers ver worden verstuurd. Dit soort lowtech netwerken vraagt weinig kapitaal, zodat ze door kleine organisaties of gemeenschappen kunnen worden opgezet. Bovendien verbruiken ze zo weinig energie dat ze volledig op zonne-energie of windkracht kunnen draaien. Deze “gemeenschapsnetwerken” — het Spaanse Guifi.net telt intussen al meer dan 35.000 gebruikers — bespreken we in het volgende artikel: Bouw een lowtech internet.
![]()
——————————————————————————————————–
Bronnen:
- Why we need an open wireless movement, EFF, 2011
- New open-source router firmware opens your wi-fi network to strangers, Ars Technica, 2014
- Storage-enabled access points for improved mobile performance: an evaluation study, E. Koutsogiannis, 2011
- Global Access to the Internet for All, intermet draft, Internet Engineering Task Force (IETF), 2015
- An evaluation of IEEE 802.11 community networks deployments, German Castignani, IEEE, 2011
- A feasibility study of an in-the-wild experimental public access WiFi network, Arjuna Sathiaseelan, 2014
- Virtual Public Networks, Arjuna Sathiaseelan, 2014
——————————————————————————————————–
Uit het archief:
- Koken zonder vuur: het isolatiefornuis
- Hoe veilig is de zelfrijdende auto?
- Zonnepanelen: steeds goedkoper, maar ook minder duurzaam
- Waarom verdwijnt de Europese nachttrein?
- Verwarm je huis (niet) met theelichtjes
——————————————————————————————————–
|
// http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js |







Geef een reactie op Jean Solon Reactie annuleren