Politici zijn niet in staat om de samenleving te beschermen tegen de chaos die klimaatverandering en oliekrimp in de westerse maatschappij dreigen te veroorzaken. De rechterlijke macht moet de fakkel overnemen, zo stelt Roger Cox in zijn boek “Revolutie met recht”.
Op basis van een aantal juridische precedenten bouwt hij een strategie op die de belangenvermenging tussen politiek en bedrijfsleven moet doorbreken en de wetgevende macht ertoe zal dwingen snel over te schakelen naar energiebesparing en een emissieloze energieproductie.
——————————————————————————————————–
|
// http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js // http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js |
——————————————————————————————————–
De westerse maatschappij dreigt ontwricht te worden door klimaatopwarming en oliekrimp. De politieke wereld lijkt er niet wakker van te liggen. Het gebruik van fossiele brandstoffen en de productie van broeikasgassen blijft fors stijgen. Van energiebesparing en duurzame energieproductie komt weinig terecht. De Nederlandse advocaat Roger Cox komt in zijn boek “Revolutie met recht” met een originele oplossing aandragen: daag de overheid voor de rechter en dwing ze op die manier te handelen. Dat kan gebeuren op basis van bestaande rechtsprincipes.
Eerst een paar punten van kritiek. Voor een boek dat belooft een originele oplossing te bieden, en dat ook doet, wordt er veel te veel aandacht besteed aan de omschrijving van de problemen. Maar liefst twee derde van het boek is gewijd aan de bespreking van oliekrimp en klimaatopwarming, terwijl er niet of nauwelijks iets in staat dat we nog niet wisten.
Bovendien heeft Roger Cox geen oog voor het feit dat klimaatverandering en oliekrimp tot op zekere hoogte elkaar tegensprekende doemscenario’s zijn. (Zie het artikel “Zit er te veel of te weinig olie in de grond?“). Als de meest pessimistische voorspellingen van de peak-oil beweging zouden kloppen, dan zit er eenvoudigweg niet voldoende olie in de grond om de doemvoorspellingen van klimaatverandering te doen uitkomen. Anderzijds zou olie vervangen kunnen worden door andere fossiele brandstoffen, waarvan de voorraden veel groter lijken te zijn: steenkool, schaliegas, oliezanden. In dat geval kunnen de doemscenario’s van piekolie worden opgedoekt, maar dreigen zelfs de meest pessimistische scenario’s van het IPCC achterhaald te worden. Zowel steenkool als onconventionele oliebronnen produceren immers veel meer broeikasgassen dan conventionele olie.
De spanning tussen piekolie en klimaatverandering betekent niet dat we deze problemen minder ernstig moeten nemen – het is kiezen tussen de pest en de cholera, en bijvoorbeeld de landbouw wordt door allebei even ernstig bedreigd. Maar Cox had er goed aan gedaan om dit spanningsveld in zijn boek te bespreken. Nu maakt hij het zijn critici iets te makkelijk.
Daar komt nog bij dat er op deze planeet heel wat meer fout loopt dan alleen maar klimaatverandering en oliekrimp. Ook het plunderen van de oceanen, om maar een voorbeeld te noemen, vormt een serieuze bedreiging voor het vredige voortbestaan van onze soort, en verdient evenveel aandacht in een “revolutie van recht” dan de twee problemen die Cox uitvoerig bespreekt. Ook de machtsgreep van de financiële wereld lijkt me een vette kluif voor de rechterlijke macht. Kortom, de auteur had zich beter wat minder op de problemen gericht en zich wat meer geconcentreerd op zijn originele oplossing, die hij niet alleen voor klimaatverandering en oliekrimp maar ook voor vele andere acute problemen verder had kunnen uitwerken.
De onmacht van de markt
Niettemin wordt het vanaf pagina 193 interessant. In het derde hoofdstuk legt Cox uit waarom de inzet van de rechterlijke macht noodzakelijk is. Hij begint met het doorprikken van een mythe die springlevend is: het geloof – en het “beleid” – dat de markt (producenten en consumenten) oliekrimp en klimaatverandering zal oplossen. Cox:
“Velen zijn van mening dat het de bedrijven zijn die de moderne emissieloze economie zullen moeten opbouwen. Omdat een succesvolle technologische ontwikkeling zoals de smartphone zonder overheidsinterventie de weg naar de consument weet te vinden, komt al snel de gedachte op dat elke nieuwe technologie zich via het marktmechanisme kan bewijzen. Als het marktmechanime een doorbraak van een vernieuwing niet toelaat, dan is ofwel de prijs te hoog of is er onvoldoende vraag naar de vernieuwing. In beide gevallen heeft de betreffende ontwikkeling geen bestaansrecht en – net als de markt – zou dan ook de overheid er geen steun aan moeten geven.”
——————————————————————————————————–
De markt kan onmogelijk op zichzelf voor een duurzame samenleving zorgen
——————————————————————————————————–
Maar wat voor een consumentenartikel in de elektronicasector inderdaad kan gelden, is echter niet zomaar toe te passen op andere sectoren in de samenleving, zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg, het onderwijs of de energiesector:
“De gezondheidszorg zoals wij die kennen, met al de verbluffende technologieën en behandelmethoden van tegenwoordig, zou niet zijn ontstaan als alleen het marktmechanisme daarvoor had moeten zorgen. In dat geval zouden slechts enkelen zich de afgelopen eeuw een kostbare medische behandeling zoals een hartoperatie of een chemokuur hebben kunnen veroorloven. De markt voor kostbare medische behandelingen zou als gevolg daarvan waarschijnlijk zodanig gering zijn geweest, dat marktpartijen niet zouden hebben geïnvesteerd in het zoeken naar mogelijkheden om hartfalen en kanker te bestrijden.”
Het marktmechanisme creëert geen voorzieningen van algemeen belang zoals gezondheidszorg of onderwijs, aldus Cox. Het zijn de overheden die deze voorzieningen opgebouwd hebben. Door te investeren in een infrastructuur rond gezondheidszorg en onderwijs, bouwt de overheid naast elementaire maatschappelijke voorzieningen tevens bijbehorende economische sectoren op. Op eenzelfde wijze hebben overheden de voorwaarden gecreëerd voor bijna elke economische sector van belang:
“Indien staten geen zeehavens en luchthavens hadden aangelegd, zouden de huidige scheepsrederijen en vliegtuigmaatschappijen niet bestaan en zou intercontinentaal vervoer van personen en goederen nauwelijks mogelijk zijn. Indien overheden niet hadden geïnvesteerd in wegen, zou de automobiel geen heilige koe hebben kunnen worden en zouden het toerisme en de olie-industrie nog in de kinderschoenen staan. Onze moderne economie bestaat, kortom, vanwege de lange termijn investeringen die overheden in de twintigste eeuw hebben gedaan in de basisvoorzieningen die een samenleving nodig heeft om succesvol te zijn.”
Het belang van de staat
Dat geldt ook voor de smartphones en andere elektronische gadgets. Die zijn alleen maar mogelijk geworden omdat de overheid 100 jaar lang heeft geïnvesteerd in de uitbouw van een elektriciteitsinfrastructuur. Het zijn de overheden die de sector groot hebben gemaakt.
“De elektriciteitssector in de westerse samenleving is ofwel geheel opgebouwd door overheden (zoals in Nederland) ofwel overheden hebben het marktmechanisme uitgeschakeld en een monopolist aangewezen (zoals in de VS) zodat afzet gegarandeerd was en geïnvesteerd kon worden in de zeer kapitaalintensieve elektriciteitscentrales en -netwerken.”
Wat uit deze voorbeelden blijkt, aldus Cox, is dat de wereld van vandaag en de moderne economie die het westen kent, niet is ontstaan vanuit het marktmechanisme, maar vanwege een samenspel tussen particuliere initiatieven en de bereidheid van overheden om datgene te doen dat nodig is om opschaling van die initiatieven in de samenleving te bewerkstelligen. De overheden bewerkstelligen daarmee het ontstaan van markten voor diensten en producten en het is in die markten waar het marktmechanisme vervolgens kan floreren. Maar ook nadat dit marktmechanisme is ingetreden, blijven overheden structurele steun geven aan de bestaande marktsectoren, bijvoorbeeld door te blijven investeren in wegen en in elektriciteitsnetwerken. Ook olieproductie wordt zwaar gesubsidieerd.
——————————————————————————————————–
Voor het ontstaan van een duurzame energieproductie is een krachtig overheidsoptreden nodig
——————————————————————————————————–
Als we willen dat er een overgang komt van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie – naast energiebesparing een belangijk deel van de oplossing voor zowel oliekrimp als klimaatverandering – dan is er dus een krachtig overheidsoptreden nodig, dat de juiste voorwaarden schept voor het ontstaan van hernieuwbare energie en er voor zorgt dat het energieverbruik daalt. Burgers en bedrijven (consumenten en producenten) kunnen daar niet alleen voor zorgen.
De onmacht van de politiek
De politiek blijft echter in gebreke. De maatregelen die genomen worden, zijn absoluut niet in verhouding tot de ernst van de uitdagingen. Dat gebrek aan politieke daadkracht, stelt Cox, is te wijten aan de uitholling van de democratie: het feit dat multinationals door schaalvergroting steeds meer politieke invloed hebben verworven en op die manier alle regelgeving kunnen tegenhouden. Multinationals zoals Shell zijn zo groot geworden dat ze de meeste landen in de wereld in economisch opzicht in de schaduw zetten.
“Toen in 2008 een politieke discussie ontstond over de (on)wenselijkheid van de zeer hoge salarissen van topbestuurders van multinationals, vond de topman van Shell, Jeroen van der Veer, daarin aanleiding publiekelijk te dreigen het hoofdkantoor van Shell naar het buitenland te verplaatsen als de salarissen van topbestuurders bij voortduring onder vuur zouden worden genomen.”
“Bestuurders van grote multinationals lijken zich er niet (meer) van bewust te zijn dat het de overheden (lees: de samenlevingen) zijn die mede aan de basis van hun succes staan en dat 100 jaar overheidssteun, opgebracht door vele belastingbetalers wereldwijd, aan dat succes ten grondslag ligt. Als het zo uitkomt, wordt diezelfde steunbiedende overheid de rug toegekeerd en worden geen middelen geschuwd om politieke besluitvormingsprocessen onder druk te zetten of anderszins te beïnvloeden, zodat de voor de multinational gewenste uitkomst wordt verkregen.”
Roger Cox slaat hier spijkers met koppen. Een mooi voorbeeld is de autosector. Zoals we al eerder zagen, vertaalt de vooruitgang op het vlak van energie-zuinige motoren zich niet in zuiniger auto’s, maar in steeds grotere, zwaardere, krachtigere en snellere auto’s. Een trend die de politiek makkelijk zou kunnen ombuigen door een wet aan te nemen die het motorvermogen, de snelheid, het energieverbruik en/of de CO2-uitstoot van auto’s aan banden legt. Maar de macht van de auto- en olie-industrie is zo groot dat er niets van terecht komt. Grote, zware wagens leveren de industrie nu eenmaal meer op dan zuinige, trage lichtgewichten.
——————————————————————————————————–
Bestuurders van grote multinationals lijken zich er niet (meer) van bewust te zijn dat het de overheden zijn die mede aan de basis van hun succes staan
——————————————————————————————————–
Wat voor energiebesparing geldt, geldt evenzeer voor de transitie naar een emissieloze energieopwekking. In 2009 werd door overheden wereldwijd maar liefst 312 miljard dollar subsidies aan de olie-sector uitgekeerd – een bedrag dat de subsidies aan hernieuwbare energiebronnen ver overtreft. Zowel het IPCC als het Internationaal Energie Agentschap (IEA) hebben politici opgeroepen om die steun dringend af te bouwen. Maar de greep van de oliesector op de politiek is te groot.
Ook de financiële wereld staat aan de verkeerde kant. Banken hebben hun geld immers in een relatief klein groepje multinationals gestopt. Ook de financië wereld heeft daarom alle baat bij een status-quo. Elke nieuwe wet die een bedreiging zou kunnen vormen voor de terugbetalingen van de investeringen en leningen die banken in de sector van de fossiele energie hebben zitten, zal bijgevolg ook van daaruit worden tegengewerkt.
Het falen van de democratie
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat politici, zoals vermeld, de verantwoordelijkheid voor de transitie naar een duurzame samenleving bij de consument leggen: als de burger een duurzame samenleving wil, dan zal hij in de hoedanigheid van consument duurzame keuzes moeten maken. Doet de consument dat, zo redeneert de politiek, dan zal de markt gedwongen worden om duurzaam te handelen. In feite geeft de staat daarmee het van het volk verkregen mandaat terug aan het volk, wat uiteraard absurd is. De politiek maakt zichzelf overbodig. Cox:
“Politiek leiderschap is niet het tegen elkaar opzetten van bedrijven en consumenten, om vervolgens aan de zijlijn toe te kijken wat de uitkomst van dit conflict tussen belangen zal zijn. Dat is niet waarvoor de burger, ter bescherming van de samenleving en de binnenlandse orde, bereid is een mandaat aan het parlement te geven. Dat is evenmin de reden waarom burgers bereid zijn belastingen te betalen aan de staat zodat beschermings- en zorgtaken kunnen worden uitgevoerd.”
Politiek leiderschap tonen betekent dus per definitie interveniëren in de markt, wil de status quo indien nodig doorbroken worden. Maar dat is nog nooit zo moeilijk geweest als vandaag: de politiek heeft zich de afgelopen twintig jaar vooral gericht op het privatiseren van publieke taken. In de huidige situatie is het dan ook moeilijk voor te stellen hoe de westerse samenleving een afdoend antwoord kan geven op oliekrimp en/of klimaatverandering (en op vele andere problemen). De situatie zit muurvast.
——————————————————————————————————–
Door de verantwoordelijkheid voor de uitbouw van hernieuwbare energieproductie bij consumenten en producenten te leggen, geeft de staat het van het volk verkregen mandaat terug aan het volk.
——————————————————————————————————–
Maar Roger Cox ziet een uitweg: een “vrijwillige ondercuratelestelling van regeringen en parlementen door de rechterlijke macht”. Als politici door rechterlijke uitspraken gedwongen worden om te handelen, aldus Cox, hebben ze geen andere keuze dan tegen de belangen van de industrie en de financiële wereld in te gaan. Het mooie is dat deze “machtsgreep” van de rechterlijke macht kan gebeuren via bestaande rechtsmiddelen en bestaande wetten en verdragen. Daardoor, zo schrijft Cox, hoeft niet eerst een nieuw wetgevingsproces gevolgd te worden en kan het risico worden vermeden dat “regering en parlement in dat proces wederom bloot komen te staan aan de invloed en macht van de (f)actoren waarvan gebleken is dat deze geneutraliseerd moeten worden”.
De goede huisvader
De strategie die Roger Cox voorstelt is hoofdzakelijk gebaseerd op de “norm van de goede huisvader”, een rechtsprincipe dat in alle westerse landen bestaat. In Nederland is de norm vervat in het “kelderluikarrest” uit 1965, gebaseerd op een ongeval waarbij een klant van een café zware verwondingen opliep nadat hij in een keldergat was gevallen dat de drankleverancier had laten openstaan. De brouwer en zijn werkgever (Coca-Cola) werden hiervoor aansprakelijk gesteld door het hoogste rechtscollege van Nederland. Het verweer van de verdediging – dat de klant onoplettend was geweest en het ongeval dus aan zichzelf te wijten had – mocht niet baten. De drankleverancier had, gezien het reële risico op een ongeval met mogelijk ernstige gevolgen, tenminste het open keldergat kunnen barricaderen met een stoel of een krat.

In essentie komt het kelderluikarrest of de norm van de goede huisvader er op neer dat er (proportionele) voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen als er een potentieel gevaar wordt gecreëerd of bestaat. Weliswaar is voor nogal wat potentieel gevaarlijke situaties bij wet geregeld aan welke specifieke voorzorgsmaatregelen en veiligheidseisen moet worden voldaan (de balustrade van een balkon moet bijvoorbeeld een minimum hoogte hebben), maar de wetgevende macht kan onmogelijk een specifieke wetgeving creëren voor elk denkbaar dagelijks gevaar. Om deze reden is de norm van de goede huisvader belangrijk: deze bepaalt op basis van specifieke feiten en omstandigheden of de genomen voorzorgsmaatregelen proportioneel zijn aan het gecreëerde gevaar, in welke situatie dan ook.
Belangrijk precedent
De verplichting tot het treffen van voorzorgsmaatregelen geldt vanaf het moment dat er sprake is van “een voldoende reëel risico”. Die verplichting geldt voor alle burgers en bedrijven, maar ook voor de staat. Die flexibiliteit biedt de rechterlijke macht de mogelijkheid om de rol van de wetgever over te nemen in het afdwingen van een transitie naar een duurzame samenleving, aldus Cox. Dat de rechterlijke macht die interpretatieruimte in het licht van het klimaatprobleem ook mag (of moet) gebruiken, blijkt onder meer uit een uitspraak uit 2007 van het Amerikaanse Hooggerechtshof – een belangrijk precedent.
——————————————————————————————————–
De rechterlijke macht beschikt over de middelen om overheden te dwingen voorzorgsmaatregelen te nemen tegen het gevaar van klimaatverandering
——————————————————————————————————–
Het Environmental Protection Agency (EPA), het Amerikaanse overheidsagentschap dat instaat voor de bescherming van het milieu en de volksgezondheid, werd door de rechtbank gedwongen om de CO2-emissies van auto’s te reguleren op basis van de “Clean Air Act” uit 1963 – een wetgevend kader rond luchtvervuiling dat een specifiek artikel bevat over auto-emissies. De rechter verwees uitdrukkelijk naar de norm van de goede huisvader en volgde de redenering van de eisende partijen (een aantal Amerikaanse deelstaten, lokale overheden en private organisaties) dat de wetenschap heeft aangetoond dat klimaatverandering een voldoende reëel risico is voor de volksgezondheid en het milieu, en dat het zelfs reëel is dat de schade van klimaatverandering op lange termijn catastrofaal zal zijn. En dus moet de overheid proportionele voorzorgsmaatregelen nemen.
Onderzoeksplicht
De overheid kan zich niet beroepen op onwetendheid. De norm van de goede huisvader bevat ook een onderzoeksplicht: voor diegenen die in relatie tot een ernstig gevaar een beschermingsplicht hebben tegenover anderen, bestaat de plicht om zich voldoende te informeren over de wetenschappelijke inzichten inzake dat gevaar (de stand van de wetenschap) alsook over de technische alternatieven en de beschermingsmaatregelen die tegen dat gevaar kunnen worden ingezet (de stand van de techniek).
Dit volgt onder meer uit de rechtspraak die sinds de jaren tachtig en negentig in verschillende landen is ontwikkeld naar aanleiding van het gevaar van asbest voor de volksgezondheid. Daar is met terugwerkende kracht geoordeeld dat vanaf 1969 in voldoende mate door de internationale medische wetenschap bewezen was dat de blootstelling aan asbeststof de ziekte mesothelioom (longvlies- en buikvlieskanker) kan veroorzaken. Ten gevolgde daarvan hadden de producenten van asbest en de werkgevers in de asbestindustrie vanaf 1969 de verantwoordelijk om hun afnemers respectievelijk werknemers tegen asbest te beschermen. Bedrijven die vanaf 1969 geen maatregelen hebben getroffen, zijn daarvoor achteraf aansprakelijk gehouden.
——————————————————————————————————–
Politici hebben een onderzoeksplicht en kunnen zich niet beroepen op onwetendheid over de risico’s van klimaatverandering en oliekrimp
——————————————————————————————————–
Deze asbestrechtspraak is ook van toepassing op de overheid. Uit dit en het vorige precedent blijkt dus dat de staat en alle staatsorganen en hun bestuurders in juridische zin geacht worden om volledig op de hoogte te zijn van de stand van de wetenschap rondom het gevaar van klimaatverandering. Hetzelfde geldt voor de stand van de techniek, dat wil zeggen de technische alternatieven die voorhanden zijn om het gevaar van klimaatverandering te voorkomen. Uit het precedent in de asbestrechtspraak volgt bovendien dat de huidige regeringsleiders alsook de topbestuurders van bepaalde multinationals het gevaar lopen om in de toekomst strafrechterlijk vervolgd te worden voor de schade aan de samenleving die zij (in het geval van de overheid) door de vingers hebben gezien of (in het geval van bepaalde multinationals) hebben veroorzaakt.
Soortgelijke precedenten bestaan niet voor oliekrimp. Niemand heeft op basis van dat gevaar een rechtszaak aangespannen. Dat is ook niet zo evident. Omtrent de oliekrimp bestaat minder wetenschappelijke zekerheid dan over klimaatverandering. Dat de olieproductie op een dag onherroepelijk zal afnemen, valt onmogelijk te ontkennen, maar er is veel onenigheid over het verloop van die curve. De vooruitgang van de techniek zorgt ervoor dat er steeds meer olie kan worden opgehaald (onder meer met behulp van zonne-energie). Maar volgens Cox is dat geen obstakel:
“Het ligt voor de hand om de energietransitie primair af te dwingen via het gevaar van klimaatverandering en niet via het gevaar van oliekrimp. Via klimaatverandering kan echter ook tegelijk het probleem van oliekrimp worden aangepakt, met het bijkomend voordeel dat staten dan primair voor de emissieloze alternatieven voor conventionele olie zullen moeten kiezen in plaats van voor onconventionele olie-alternatieven die juist nog meer CO2-emissies zouden produceren.”
Wetenschappelijke zekerheid
Is het wetenschappelijk bewijs voor de relatie tussen de menselijke uitstoot van CO2 en klimaatverandering vergelijkbaar met het wetenschappelijke bewijs dat in 1969 bestond voor de relatie tussen asbest en mesothelioom? Het Amerikaans Hooggerechtshof besloot in de zaak tegen EPA dat er inderdaad voldoende wetenschappelijk zekerheid bestaat. Roger Cox legt uit waarom:
“De verschillende kwalificeringen in de wetenschap voor de mate van zekerheid, de mate van bewijs die in 1969 kon worden gegeven dat blootstelling aan asbest de oorzaak van mesothelioom was, zijn aanduidingen als “beyond reasonable doubt”, “uiterst nauwe relatie”, “nauwe relatie”, “the need for more extensive epidemiological studies”, “3/4” en “88 procent”. Vergelijken we dat met de in hoofdstuk 2 behandelde aanduiding van het IPCC voor de mate van zekerheid die in 2007 kon worden gegeven dat menselijke CO2-uitstoot de oorzaak is van klimaatverandering, te weten “zeer waarschijnlijk (very likely)”, ofwel “90-95 procent”, dan moet geconstateerd worden dat de wetenschappelijke zekerheid rondom de oorzaak van klimaatverandering al in 2007 groter was dan de wetenschappelijke zekerheid die in 1969 kon worden gegeven over de relatie tussen asbest en mesothelioom. De klimaatwetenschap is daarmee vanaf 2007 verder gevorderd inzake de bewijslevering voor de oorzaak van klimaatverandering (CO2) dan de medische wetenschap in 1969 voor de oorzaak van mesothelioom (asbest).”
——————————————————————————————————–
Juridisch gezien is het verband tussen de menselijke uitstoot van CO2 en klimaatverandering bewezen
——————————————————————————————————–
De overheid kan zich dus niet verweren met het argument dat er meer onderzoek nodig is (een argument dat nochtans geregeld wordt uitgesproken). Omdat de norm van de goede huisvader universeel is, zeker in de westerse wereld, zijn de argumenten van het Amerikaanse Hooggerechtshof over te nemen in andere landen, en kunnen omgekeerd Europese juridische inzichten ook in de Verenigde Staten worden overgenomen. In dat opzicht is het juridische systeem slagvaardiger dan het politieke systeem.
Inktvlekwerking
De auteur besluit zijn boek met de vraag hoe de “revolutie met recht” zo snel mogelijk, op een zo groot mogelijke schaal en met zo weinig mogelijk rechtszaken in gang gezet zou kunnen worden. Een eerste piste verloopt via het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een mensenrecht dat door klimaatverandering bedreigd wordt,is bijvoorbeeld het recht op de bewoonbaarheid van het land. Door het Amerikaanse Hooggerechtshof werd vastgesteld dat de Amerikaanse deelstaten die aan de kust gelegen zijn inderdaad belang hadden bij de rechtszaak omdat hun grondgebied door de stijging van de zeespiegel en het toenemend stormgevaar bedreigd wordt. Ook in Vlaanderen en in Nederland gaat dat argument zeker op. Eenzelfde dreiging voor mensenrechten gaat volgens Cox uit van de andere gevolgen van klimaatverandering die te verwachten zijn, zoals hittestress en watertekorten, oprukkende tropische ziekten en een verlies aan biodiversiteit.
De uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, dat in Straatsburg gevestigd is, moeten door alle Europese staten worden opgevolgd. Zodra het Hof een uitspraak doet over een geconstateerde schending van een mensenrecht in Europa, zijn daarmee alle nationale rechters van de Europese staten aan dat inzicht en oordeel gebonden en dient de geconstateerde schending door alle staten te worden voorkomen. De “inktvlekwerking” van een uitspraak van het Hof is dus groot, zodat snel resultaat kan worden geboekt. Bovendien kan er een oordeel van het Hof gevraagd worden bij een dreigende schending van een mensenrecht, er hoeft dus bijvoorbeeld niet gewacht te worden tot kustgebieden effectief onder water staan.
Een uitspraak binnen de twee jaar
Ook hier zijn precedenten die duidelijk maken dat de gezondheidsgevolgen van milieuverontreiniging wel degelijk onder de bevoegdheid van het Europees Hof van de Rechten van de Mens vallen. Probleem is dat het Hof zich slechts over een zaak mag buigen nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. Dat betekent dat het makkelijk tien jaar kan duren eer er een uitspraak volgt, en die tijd is er volgens de auteur niet.
——————————————————————————————————–
Het juridisch systeem is slagvaardiger dan de politiek omdat verder gebouwd kan worden op internationale precedenten
——————————————————————————————————–
Er is echter sinds kort een nieuwe mogelijkheid, waarbij al een uitspraak binnen de twee jaar verkregen kan worden: het aanspannen van een rechtszaak bij het Europese Hof van Justitie. Ook dit Hof kan sinds 2009 verzocht worden om een uitspraak inzake de schending van de mensenrechten – en ook hier geldt dat de uitspraak geldend is voor alle Europese landen. Bovendien heeft het Hof van Justitie een belangrijk resultaat geboekt in een zaak die erg relevant is: het afdwingen van het Europese aanbestedingsrecht, dat overheden verplicht om elke overheidsopdracht op een open en democratische manier te doen verlopen. Tegen dat Europese aanbestedingsrecht bestond veel weerstand bij bedrijven en bij nationale, regionale en lokale politici, omdat overheidsopdrachten voordien meestal onderhands aan bevriende aannemers of leveranciers werden gegund.
Maar evengoed waren er bedrijven die als gevolg van die nieuwe Europese wet eindelijk een objectieve kans kregen om in concurrentie te gaan met de bevriende bedrijven van de overheid. Die stapten naar de rechtbank om overheden die de Europese aanbestedinsregels niet volgden op het juiste spoor te dwingen – een proces waarbij het Europese Hof van Justitie een belangrijke rol heeft gespeeld. De relevantie met de beoogde rechterlijke aanpak van klimaatverandering is dat de rechterlijke macht in de zaak rond het Europese aanbestedingsrecht er heeft voor gezorgd dat de belangenvermenging tussen politiek en bedrijfsleven – die zoals eerder besproken een belangrijke factor is voor het uitblijven van slagvaardige maatregelen inzake klimaatbeleid – werd doorbroken.
Haalbaar?
Het enige wat volgens Cox nog ontbreekt, is dat er een partij opstaat die de rechterlijke macht ook daadwerkelijk om interventie verzoekt. In principe kan iedereen naar de rechtbank stappen om de westerse overheden aan te klagen voor het uitblijven van maatregelen om klimaatverandering (en oliekrimp) aan te pakken. Cox vindt echter dat – analoog aan de precedenten in de VS – de beste kansen weggelegd zijn voor de lagere overheidsorganen zoals gemeenten of provincies. Zij zullen immers een belangrijke rol te spelen hebben in een duurzame samenleving, bijvoorbeeld op het vlak van decentrale energieopwekking en lokale voedselproductie.
Of de voorstellen van Roger Cox haalbaar zijn, zullen andere juristen moeten uitmaken. In elk geval is de huidige politieke aanpak van klimaatverandering (maar ook oliekrimp en veel andere ecologische – en economische – problemen) dermate zwak dat de mogelijkheid tot een revolutie met recht serieus moet worden genomen. De enige mensen die vandaag nog in politiek lijken te geloven, zijn de politici zelf.
Eensgezindheid over de oplossingen?
Tot slot nog een punt van kritiek. De situatie is ingewikkelder dan Cox ze beschrijft. Het probleem is zijn al te rooskleurige voorstelling van hernieuwbare energiebronnen. Hij schrijft:
“Er is breed vertrouwen dat de transitie naar een emissieloze economie in technisch opzicht haalbaar en betaalbaar is. In het licht van de noodzakelijke energietransitie is het dan ook niet de technologie die de westerse samenleving in de steek laat, maar primair het falen van de markt en de democratie”.
De waarheid is dat zowel technologie, markt en democratie falen. Cox verwijst als onderbouwing voor zijn technologisch optimisme naar het rapport dat eerder dit jaar door Ecofys en het WWF werd gepubliceerd: “The Energy Report: 100 percent renewable energy by 2050“. Dat is helaas een volslagen waardeloos document, dat alle minpunten van hernieuwbare energie onder de mat veegt. Er wordt geen of onvoldoende rekening gehouden met het enorme ruimtebeslag van hernieuwbare energiebronnen, de vraag of er genoeg grondstoffen voorradig zijn, de enorme uitdagingen op het vlak van transport van duurzame elektriciteit, het ontbreken van een cruciale technologie voor energieopslag, en het grote belang van thermische energie versus elektrische energie (ook voor de productie van zonnepanelen en windturbines). Bovendien wordt er uitgegaan van overdreven optimistische verwachtingen betreffende het potentieel van hernieuwbare energie.
Een revolutie met recht zou zich dus in eerste instantie moeten richten op het terugdringen van het absolute verbruik van fossiele brandstoffen, eerder dan op het promoten van duurzame energie. Zoniet hebben de verwerende partijen argumenten te over om hun gelijk te halen.
Kris De Decker
——————————————————————————————————–
“Revolutie met recht” is vooralsnog uitsluitend online te bestellen en kost 30 euro.
——————————————————————————————————–
Verwante artikels:
- Zo lossen we de energiecrisis (nooit) op: er is meer nodig dan duurzame energie
- Hoeveel olie kost de productie van olie? netto energie analyse
- Moeten we energie rantsoeneren? Een sociaal alternatief voor hogere energieprijzen
- Europeanen vervuilen vooral in het buitenland: import en export van CO2
- Hernieuwbare energie op grote schaal: zijn er genoeg grondstoffen?
- Windmolenparken op zee: hoe transporteren we de elektriciteit?
- Zit er te veel of te weinig olie in de grond? “peakoil” of “global warming”, wat is nu eigenlijk het probleem?
- Windenergie kan slechts fractie van wereldwijde energieverbruik leveren: als we tenminste het klimaat niet willen ontregelen
- Draait de industrie straks op geconcentreerd zonlicht?
- Zonne-energie maakt oliewinning goedkoper
- In de schaduw van de koeltorens: atoomenergie in dichtbevolkte gebieden
- Duizend jaar fossiele brandstoffen: de vergeten geschiedenis van turf en steenkool
- Mag het een zuinig lampje minder zijn? Het nut van ecotech
- De machtsgreep van Wall Street: niet politici, maar bankiers regeren de wereld
——————————————————————————————————–
|
// http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js |

Geef een reactie op Ruddy De Coninck Reactie annuleren