De financiële wereld is op twintig jaar tijd veranderd van een relatief eenvoudig
en nuttig systeem in een hightech monster dat niet langer het algemeen belang dient. Financiële ingenieurs hebben door middel van complexe en ondoorzichtige instrumenten een frauduleus piramidespel opgezet. Wij betalen de rekening. De sector is aan
een dringende en ingrijpende afslanking toe. Bankieren moet weer saai worden.
——————————————————————————————————–
Illustratie door Milo voor Lowtech Magazine.
——————————————————————————————————–
Schulden aflossen door nieuwe
schulden aan te gaan is een uitzichtloze strategie die alleen op korte
termijn werkt. Omdat het aangaan van een schuld geld kost (de intrest
die bovenop het geleende bedrag aan de schuldeiser moet worden
betaald), wordt de put immers alleen maar dieper en dieper en belandt
de schuldenaar in een neerwaartse spiraal. Helaas is dat precies wat er
momenteel op wereldwijde schaal en op zeer hoog niveau gebeurt. Toen
anderhalf jaar geleden vele westerse grootbanken onder een enorme
schuldenlast dreigden te bezwijken, besloten overheden in Europa,
Amerika en Azië de financiële sector van de ondergang te redden met
behulp van vele honderden miljarden belastinggeld. De kredietcrisis
werd daarmee echter niet opgelost.
Op weg naar het bankroet
Omdat alle westerse landen al met aanzienlijke begrotingstekorten en
een enorme staatsschuld zitten opgescheept, hadden ze dat geld niet op
overschot. Om hun normale uitgaven te kunnen blijven bekostigen,
moesten en moeten de overheden zich nog dieper in de schulden steken.
Vandaag zijn het dus – niet verwonderlijk – de overheden zelf die als
gevolg van die reddingsoperaties kopje onder dreigen te gaan. Het
jaarlijkse tekort op de begroting van de OESO-landen is sinds 2007 verzevenvoudigd, tot zo’n 3.400
miljard dollar. De totale schuldenlast van alle OESO-landen samen
bedraagt nu 43.000 miljard dollar. In Europa is het begrotingstekort
zelfs vertwaalfvoudigd over dezelfde periode, en bedraagt de totale schuld nu 7.700 miljard
dollar.
Die rekening komt uiteindelijk terecht bij de belastingbetaler. Om
hun begroting min of meer in evenwicht te houden, hebben de meeste
overheden intussen crisismaatregelen aangekondigd: het verlagen van
lonen en uitkeringen, het stopzetten van subsidies, het verhogen van
allerlei belastingen. Maar ook dat is geen garantie voor succes. Door
het aanhalen van de broekriem dreigt de economische groei te stokken en
de werkloosheid op te lopen, waardoor steeds meer mensen en bedrijven
het moeilijker zullen krijgen om hun schulden af te betalen. Waardoor
straks de banken opnieuw in de problemen komen, de overheid opnieuw zal
moeten bijspringen, enzovoort.
De geïndustrialiseerde wereld zit op een
glijbaan richting bankroet. Tegelijk staan we voor de uitdaging om een
op olie gebaseerde maatschappij om te vormen tot eentje die op duurzame
energie draait – dat kost geld.
Financiële ingenieurs
Hoe
is het zover kunnen komen? We hebben jarenlang boven onze stand
geleefd. Banken, overheden, ondernemingen en burgers hebben geld
uitgegeven dat niet bestond. Dat klinkt bizar, maar het is de
realiteit. De financiële wereld heeft door middel van een gamma
ondoorzichtige financiële producten een systeem opgezet dat sterk
aanleunt bij een frauduleus piramidespel. De kiemen daarvan werden
gelegd in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen deden de zogenaamde
“quants” hun intrede in de financiële wereld.
Quants zijn wiskundig geschoolde financiële ingenieurs (de pioniers
hadden diploma’s in bijvoorbeeld astrofysica, geometrie of
kwantumfysica), die met behulp van algoritmen en krachtige computers
bijzonder complexe financiële instrumenten en automatisch gestuurde
handelssystemen hebben ontworpen. Aanvankelijk waren ze alleen actief
in zogenaamde “quant fondsen”
– beleggingsfondsen die volledig op computergestuurde processen zijn
gebaseerd – maar vandaag zitten ze overal: bij banken,
verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen. Er zijn opleidingen voor
quants aan befaamde universiteiten zoals Oxford en het MIT, en de
quants zijn wereldwijd verenigd in de “International Association of Financial Engineers” (IAFE).
——————————————————————————————————–
“Tot aan de komst van de financiële ingenieurs in de jaren tachtig waren banken en beurzen eenvoudige systemen”
——————————————————————————————————–
Tot aan de komst van de quants waren banken en beurzen relatief
eenvoudige systemen. Financiële producten waren grotendeels beperkt tot
spaarboekjes, hypotheken, aandelen en obligaties. Bankieren was een
weinig glamoureus maar nuttig beroep. Banken en beurzen brengen mensen
die “te veel” geld hebben (investeerders, spaarders) samen met mensen
die “te weinig” geld hebben (personen op zoek naar een lening, een
bedrijf dat wil groeien, een staat die haar schuld wil financieren). De
banken haalden al die tijd hun opbrengsten uit het verschil tussen de
rente die ze van hun kredietnemers ontvingen en de opbrengst die ze aan
hun spaarders betaalden. Ze leenden niet meer geld uit dan ze hadden.
Banken waren robuuste instellingen, die onmogelijk failliet konden
gaan.
Derivaten
Met de intrede van de quants explodeerde het aantal financiële
producten. Met name de zogenaamde “derivaten” of “afgeleide producten”
maakten een enorme evolutie door. Een derivaat is een financieel
product waarvan de waarde gelinkt is aan de toekomstige prijsbewegingen
van andere activa zoals aandelen, grondstoffen of een munteenheid (de
zogenaamde “onderliggende waarde”). Ze worden verhandeld op de
“termijnmarkt”. Derivaten kunnen een nuttig instrument zijn om zich in
te dekken tegen het risico van prijsschommelingen.
Bijvoorbeeld een koffiehandelaar die weet dat hij zijn handelswaar
pas over twee maanden kan verkopen, kan de afzetprijs vastleggen door
nu reeds de koffie (virtueel) te verkopen op de termijnmarkt. Als hij
2.000 euro euro per ton koffie heeft betaald en de prijs van een ton
koffie op de termijnmarkt voor levering over twee maanden 2.500 euro
bedraagt, dan is hij op die manier zeker van een winst van 500 euro per
ton – wat ook de reële koffieprijs is over twee maanden. Ook beleggers
en speculanten nemen posities in op de termijnmarkt.
Credit Default Swaps: gokken met belastinggeld
Tot zover is er relatief weinig aan de hand – al kan speculatie op
de termijnmarkt wel zorgen voor extreme prijsschommelingen. De quants
maakten de derivatenhandel met behulp van de snel toenemende
rekenkracht van supercomputers
echter veel complexer. Bovendien pasten ze dezelfde techniek ook toe op
kredietrisico’s. Het zijn deze “kredietderivaten” (“credit derivatives”
of CD’s), voor het eerst toegepast in de jaren negentig, die het
fundament legden voor de huidige schuldencrisis. Meer specifiek gaat
het om de combinatie van de kredietobligatie (“collateral debt
obligation” of CDO) en de kredietverzekering (“credit default swap” of
CDS).
Bij kredietderivaten wordt de onderliggende waarde van het derivaat
gevormd door een bepaald kredietrisico. Banken kunnen zich ermee indekken tegen het risico dat
schuldenaars (particulieren, bedrijven, overheden) hun lening, hypotheek
of obligatie niet kunnen terugbetalen.
——————————————————————————————————–
“Dankzij de ‘Credit Default Swap’ konden
banken hun kredietrisico doorverkopen. Het gevolg was dat ze roekeloos
gingen omspringen met het verstrekken van leningen.“
——————————————————————————————————–
De eerste stap bestaat eruit dat een bank vele duizenden leningen en
hypotheken die ze heeft verstrekt in een pakket bundelt en dat
vervolgens doorverkoopt aan beleggers (andere banken of
beleggingsfondsen), opgesplitst in de vorm van afzonderlijke obligaties
(de kredietobligaties of CDO’s). De kopers van die kredietobligaties
ontvangen een jaarlijkse rente. De hypotheekbanken financieren op die
manier de leningen (de aankoop van het huis bijvoorbeeld) dus
uiteindelijk zelf niet. Bijgevolg kunnen ze dat geld opnieuw
investeren, bijvoorbeeld voor de verkoop van een volgende ronde
hypotheken, enzovoort.
De tweede stap bestaat eruit dat de beleggers een kredietverzekering
(CDS) nemen op de aangekochte kredietobligaties (CDO’s). De uitgever
van die kredietverzekering belooft de koper ervan, in ruil voor het
betalen van een periodieke bijdrage, het financiële verlies te
compenseren in het geval de aanbieder van de kredietobligatie of CDO
(de bank die de hypotheken bundelde en doorverkocht) in
betalingsproblemen komt. De aanbieder van de kredietverzekering is een
andere bank dan de bank die de kredietobligaties op de markt bracht.
Banken wisselen op die manier dus onderling leningen en
kredietrisico’s op leningen uit (“swappen”). De combinatie van
kredietobligatie (CDO) en kredietverzekering (CDS) werd als een zeer
veilige investering beschouwd. De ratingbureaus
gaven ze de hoogste score voor kredietwaardigheid en dus werden ze
enorm populair: kredietderivaten werden op zeer grote schaal gekocht
door hedgefondsen (“hedge funds”), pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en banken.
Een hypotheek voor iedereen
Een bank die zelf het risico draagt als een hypotheeknemer zijn
schuld niet meer kan terugbetalen (iets wat tot 20 jaar geleden evident
was), zal erg voorzichtig zijn met het uitlenen van geld. Ze zal zich
eerst verzekeren van de kredietwaardigheid van de ontlener, zodat het
risico op niet-terugbetaling zo klein mogelijk wordt. Met de komst van
kredietderivaten konden banken het kredietrisico echter doorverkopen.
Het logische gevolg daarvan was dat banken hun kredietverlening
enorm gingen uitbreiden: ze begonnen roekeloos om te springen met het
verstrekken van leningen en hypotheken. Dat leidde tot het fenomeen van
de “subprime” hypotheken en de vastgoedhausse in de Verenigde Staten
(en in mindere mate ook elders): een hoge vlucht van leningen aan
huizenkopers die vanwege een zwakke financiële positie normaal gezien
nooit in aanmerking zouden komen voor een hypotheek. Ook de leningen
aan commerciële ondernemingen en overheden (staatsobligaties) namen
sterk toe.
——————————————————————————————————–
“De uitgever van een kredietverzekering is niet verplicht een kapitaal achter de hand te houden voor het geval er iets misloopt”
——————————————————————————————————–
De handel in kredietderivaten (en andere derivaten) is niet
gereguleerd. Ze worden “over the counter” (“over de toonbank”)
verhandeld, buiten het beurs- en verzekeringssysteem om. Bank of
verzekeraar A schrijft een kredietverzekering uit en verkoopt ze
rechtstreeks aan bank of verzekeraar B. Bank of verzekeraar B schrijft
vervolgens een kredietverzekering uit en verkoopt ze rechtstreeks aan
bank of verzekeraar A.
Door het ontbreken van regulering is de uitgever van een
kredietverzekering niet verplicht om een bepaald kapitaal achter de
hand te houden voor het geval er iets misloopt (wat wel verplicht is
bij andere verzekeringen). Er staat dus geen enkele rem op de
vermenigvuldiging van derivaten, de markt is oneindig groot. In feite
gaat het hier om een vorm van “monopoly”-geld, met het verschil dat dit
nep-kapitaal in de echte economie terechtkwam.
De zeepbel der zeepbellen
De groei en omvang van de derivatenmarkt is buitensporig. Op het
hoogtepunt in 2008 bedroeg de totale waarde van de uitstaande “credit
default swaps” zo’n 62.000 miljard dollar – bijna twee keer de totale
waarde van de globale aandelenmarkt (ongeveer 36.000 miljard dollar
eind 2008) en bijna evenveel als het globale Bruto Nationaal Product
(BNP), de rijkdom die de hele wereld jaarlijks produceert (71.900
miljard dollar). Een gigantische zeepbel, want dat bedrag (dat duidt op
de waarde van de leningen waarop de kredietderivaten betrekking hebben)
is op een zeer smalle basis fysieke activa (vastgoed, bedrijfwinsten,
kapitaal) gebaseerd.
De bedragen die omgaan in de totale derivatenmarkt, evenmin
gereguleerd, zijn helemaal onvoorstelbaar. Eind 2008 was het totale
aantal uitstaande derivaten goed voor een nominale waarde van bijna
800.000 miljard dollar, ruim twee keer zoveel als in 2006, ruim tien
keer zoveel als in 1999 en ruim twintig keer zoveel als in 1998 – toen
er in het boek “Wegwijs in Financiën en Economie” (zie bronnenlijst)
werd opgemerkt dat de totale derivatenmarkt “maar liefst” 36.974
miljard dollar bedroeg.
——————————————————————————————————–
“De derivatenmarkt is 20 keer groter dan de
aandelenmarkt“
——————————————————————————————————–
Zelfs in 1998 was de omvang van de derivatenmarkt dus al
opmerkelijk, want reeds even groot als de globale aandelenmarkt.
Vandaag is ze 20 keer groter dan de aandelenmarkt en 10 keer groter dan
het globale Bruto Nationaal Product. Er worden tegenwoordig vaak
parallellen getrokken met de beurscrash van 1929, maar de zeepbel van
toen is niets vergeleken met die van vandaag.
Het piramidesysteem wankelt
In
de zomer van 2007 begon het op kredietverzekeringen gebouwde
piramidesysteem te wankelen. De meeste “subprime” leningen waren
gebaseerd op variabele intrestvoeten – de rente stond aan het begin van
het decennium immers op een historisch dieptepunt. Andere hypotheken
hadden een lage (of helemaal geen) aanvangsrente die na een paar jaar
werd omgezet in een variabele intrestvoet of een hoge vaste rente.
Toen de intrest in 2007 begon te stijgen en tegelijk meer en meer
ontleners het einde van hun rentevaste of renteloze periode bereikten,
moesten duizenden en duizenden hypotheeknemers hun betalingen staken.
De huizenmarkt, die vanaf 2001 door het vlot verstrekken van leningen
werd gekenmerkt door alsmaar stijgende prijzen, stortte in elkaar.
Sinds 2008 werden intussen al meer dan een miljoen Amerikanen gedwongen
hun nog niet afbetaalde huis te verkopen – een trend die nog steeds
versnelt.
Daardoor kwamen de banken die de hypotheken hadden verstrekt in
moeilijkheden. Zij hadden weliswaar de huizen van de hypotheeknemers in
onderpand, maar omdat de huizenmarkt in elkaar was gezakt, kregen ze
die woningen alleen maar verkocht aan een prijs die ver onder het
hypotheekbedrag lag. Bovendien hadden veel banken in hun roekeloosheid
leningen toegestaan die groter waren dan de waarde van het onderpand
(zodat de ontleners daarmee bijvoorbeeld ook de notariskosten konden
betalen). De ene na de andere hypotheekbank ging over de kop.
Kettingreactie
Het gevolg daarvan was dat de uitgevers van kredietverzekeringen
(“credit default swaps”) massaal hun verplichtingen moesten nakomen
tegenover de houders van de kredietobligaties (CDO’s) – de beleggers
die het kredietrisico van de hypotheekbanken hadden overgenomen. Daar
hadden de uitgevers van kredietverzekeringen echter het geld niet voor.
Ze hielden immers maar een zeer klein kapitaal achter de hand voor het
geval het mis zou lopen.
De puur wiskundige risicobepaling van de quants, die na het loslaten
van ingewikkelde algoritmes op historische gegevens tot het besluit
waren gekomen dat maximum 10 procent van de hypotheeknemers hun
verplichtingen niet zou kunnen nakomen, bleek fout. In de herfst van
2008 ging de grootste uitgever van credit default swaps, het
Amerikaanse Lehman Brothers, failliet. Andere grootbanken die grote
belangen in kredietverzekeringen hadden opgebouwd, werden op het
nippertje gered door de Amerikaanse overheid.
——————————————————————————————————–
“De puur wiskundige risicobepaling van de financiële ingenieurs bleek fout”
——————————————————————————————————–
De problemen deinden vervolgens uit naar de rest van de wereld.
Kredietderivaten werden door de quants vaak “herverpakt” in nog
complexere financiële producten (derivaten van derivaten, derivaten van
derivaten van derivaten, enzovoort), waardoor het risico ervan steeds
ondoorzichtiger werd. Die “toxische” leningen werden in grote
hoeveelheden doorverkocht aan Europese en Aziatische banken, die
daarmee in even slechte papieren kwamen te zitten als hun Amerikaanse
concurrenten. Dat leidde in België en Nederland onder meer tot de
neergang van de Fortis bank, die moest worden gered door de overheid.
Banken zijn overwinnaars
Het
probleem is niet zozeer dat de overheden in Europa, de VS en Azië grote
sommen belastinggeld hebben aangewend om de banken van de ondergang te
redden. Ze hadden geen keuze, want anders waren alle burgers en
bedrijven hun spaarcenten kwijt en dat zou ook geen al te beste
gevolgen hebben gehad voor de economie. Het probleem is dat de
reddingsoperaties onvoorwaardelijk gebeurden.
Het financiële speelgoed
dat de economie op de rand van de afgrond heeft gebracht, bleef
onaangetast. De CDS is er nog steeds. Na het hoogtepunt in 2008 slonk
de totale waarde aan uitstaande credit default swaps weliswaar met
35.000 miljard dollar, van 62.000 miljard dollar tot 27.000 miljard
dollar. Maar in het tweede kwartaal van 2009 was dat opnieuw
aangegroeid tot 36.000 miljard dollar. Dat betekent dat al het
belastinggeld in een put zonder bodem is gegooid: het piramidespel
wordt opnieuw opgebouwd in plaats van afgebouwd.
De grote overwinnaar van de bankencrisis is de financiële wereld
zelf: de grote spelers – vijf financiële instellingen hebben 90 procent van de derivatenmarkt in handen – zijn door de crisis alleen maar machtiger
geworden. De grote verliezers zijn de belastingbetalers. Ten eerste
moeten de overheden door de reddingsoperaties nu op grote schaal geld
gaan lenen. Daar betalen ze uiteraard intrest op. Aan wie komt die
intrest ten goede? Aan de banken, natuurlijk. Zij zijn immers de
belangrijkste houders van staatsobligaties. Net zoals de banken al
decennia profiteren van de intresten op de staatsschuld, profiteren ze
nu ook nog eens van de intresten op de bijkomende staatsschulden die
werden aangegaan om de banken van een faillissement te redden.
——————————————————————————————————–
“Banken
profiteren nu van de intresten op de bijkomende staatsschulden die
werden aangegaan om de banken van een faillissement te redden”
——————————————————————————————————–
Nog cynischer is dat de credit default swap nu ook wordt ingezet om
extra voordeel uit de zwakke financiële positie van de overheden te
halen: beleggers maakten al gebruik van kredietderivaten om te
speculeren op een faillissement van Griekenland, en hebben ook andere
landen met een hoge overheidsschuld (Spanje, Portugal, Italië, België)
in het vizier. Deze techniek heet “naked trading”: het kopen van een
kredietverzekering op een kredietobligatie die je niet in je bezit
hebt. Dat is te vergelijken met het nemen van een verzekering op het
huis van je buurman, zodat je er alle belang bij hebt dat het afbrandt.
Wie een kredietverzekering koopt op Griekse staatsobligaties zonder
zelf Griekse staatsobligaties te bezitten, heeft er alle belang bij dat
Griekenland steeds dieper wegzakt. Het risico op Griekse
staatsobligaties neemt dan immers toe en je kredietverzekering stijgt
in waarde. Het gevolg is dat beleggers op die manier de financiële
positie van Griekenland steeds meer onder druk zetten: hoe duurder de
kredietverzekering op Griekse staatsobligaties wordt, hoe meer interest
Griekenland zal moeten betalen voor het aangaan van nieuwe leningen.
Wat moet er gebeuren?
De oplossing voor de kredietcrisis ligt voor de hand: schaf de
kredietderivaten af, of reguleer ze. Omdat de CDS in feite een
verzekering is, zou ze eenvoudigweg aan dezelfde wetgeving moeten
worden onderworpen. Dat betekent onder meer dat de aanbieders ervan een
kapitaalreserve achter de hand zouden moeten houden die overeenkomt met
de waarde van het contract. In dat geval zou er bij een tegenvallende
markt altijd voldoende reserve aanwezig zijn en kunnen de handelaars in
swaps onmogelijk failliet gaan. In de plaats van de belastingbetalers
zouden de banken dan zelf opdraaien voor het verlies.
Een andere mogelijkheid is een strikte scheiding tussen commerciële
banken en investeringsbanken, waarbij alleen die laatste groep in
kredietderivaten zou mogen handelen – op eigen risico dan. Een
investeringsbank is in tegenstelling tot een commerciële bank niet
onmisbaar voor de economie, en dus hoeft de overheid ze ook niet te
redden als ze zich verbrandt aan te risicovolle operaties.
——————————————————————————————————–
“Kritische financiële experts smeken al sinds 1999 om een regulering van de kredietverzekering”
——————————————————————————————————–
Kritische financiële experts, toezichthouders en sommige politici
(zie de bronnenlijst) smeken al sinds 1999 om zo’n regulering. Die
verzoeken volgden op de toenmalige Aziatische bankencrisis, die het
gevaar van de CDS voor het eerst in de verf zette. Maar ondanks de
eensluidende kritiek werd er de quants en hun speelgoed niets in de weg
gelegd, integendeel. De waarde van de kredietderivatenmarkt
vertwintigvoudigde. In 2009, nadat verschillende grote Amerikaanse
banken en verzekeraars overkop waren gegaan, verschenen er
verschillende rapporten van toezichthouders die opnieuw de vinger op de
wonde legden: de kredietverzekering moet worden aangepakt. Maar een
jaar later is daar nog altijd niets van terechtgekomen.
Duitsland ging recent, na de speculatie tegen Griekenland, op eigen
houtje over tot het aan banden leggen van de credit default swap. Maar
zelfs als de Duitse bondskanselier Angela Merkel ook de rest van de
Europese Unie zou meekrijgen – wat tot nog toe mislukte – blijft de
vraag of die beslissing iets zal uithalen. Ten eerste voerde Duitsland
alleen een ban in op “naked trading”, een uitwas van een uitwas, zeg
maar. Zelfs als dat verbod zou worden uitgebreid, raakt het nog lang
niet aan de kern van het probleem. Ten tweede is de financiële markt
een wereldwijd gebeuren, dat gedomineerd wordt door de Verenigde
Staten. Wat Duitsland of Europa denkt of doet, haalt relatief weinig
uit. Ten derde is de financiële sector in de VS zo oppermachtig
geworden dat ze – net zoals de afgelopen 12 jaar – alle mogelijke
hervormingen zonder enige moeite kan blokkeren.
Waarom gebeurt het niet?
Door de credit default swap heeft de hele geïndustrialiseerde wereld
– particulieren, bedrijven, overheden – zich diep in de schulden
gestoken. Het perverse gevolg daarvan is dat de financiële sector een
steeds groter gewicht kreeg in de totale economie. Door de opkomst van
ingewikkelde afgeleide producten explodeerde het volume aan transacties
– en telkens er een lening werd verkocht, verpakt, verzekerd,
herverpakt en herverkocht passeerden de banken langs de kassa.
Van 1973 tot 1985 was Wall Street goed voor slechts 16 procent van
de Amerikaanse bedrijfswinsten. Dat percentage liep gestaag op tijdens
de jaren tachtig en negentig en bedroeg net voor de crisis in 2008 maar
liefst 41 procent (grafiek hieronder). Met andere woorden: bijna de helft van de
bedrijfswinsten in de Verenigde Staten werd op dat moment gegenereerd
door Wall Street, en het zal niet lang duren
eer dat percentage opnieuw wordt gehaald. De grote rijkdom die de
banken creëerden – vrijwel uitsluitend het gevolg van de handel in de
derivaten – gaven bankiers een enorm politiek gewicht.
Regulering zou het economische belang van de financiële sector
opnieuw tot normale proporties brengen en van bankieren opnieuw een
saai en weinig glamoureus beroep maken, zonder de hoge lonen en
hallucinante bonussen waaraan de topbankiers gewend zijn geraakt. Als niet
de belastingbetalers maar de banken zelf zouden moeten opdraaien voor
de risico’s van hun “innovatieve” producten, dan zou de populariteit
van kredietderivaten als een pudding in elkaar zakken. De potentiële
winstmarges zijn groot, maar dat geldt evenzeer voor de risico’s. De groten van Wall
Street zullen er dus alles aan doen om te verhinderen dat de
derivatenmarkt aan banden wordt gelegd, en ze zijn machtig
genoeg om daarin te slagen. Tot alles finaal in elkaar stuikt,
uiteraard, en we weer helemaal van voor af aan kunnen beginnen.
Een eeuw bankieren
Een studie uit 2008, die de evolutie van de Amerikaanse bankensector
van 1909 tot 2006 in kaart brengt, laat zien dat er gedurende de
twintigste eeuw drie duidelijk afgebakende periodes waren (die, gezien
de wereldwijde dominantie van Wall Street, grotendeels ook voor Europa
gelden).
Twee van die tijdvakken (1909-1933 en 1980-2006) vertonen
opvallende gelijkenissen: in beide periodes was het gewicht van de
financiële sector in de totale economie groot en werd bankieren als
een glamoureus beroep beschouwd. In vergelijking met andere sectoren
waren de werknemers in de financiële sector bovendien merkelijk hoger
geschoold en beter betaald. In 1929 en in 2006 lagen de lonen in de
financiële sector gemiddeld 180 procent hoger dan de lonen in andere
economische sectoren (exclusief de landbouw).
——————————————————————————————————–
“De politieke macht van Wall Street is zo
groot dat elke hervorming kansloos lijkt”
——————————————————————————————————–
Tussen 1933 en 1980 zag het plaatje er heel anders uit. Zowel de
scholingsgraad als de verloning in de financiële sector lagen bijna 50
jaar lang op hetzelfde niveau als in andere economische sectoren. De
gevraagde competenties en vaardigheden waren beperkt, het werk was
relatief eenvoudig, en het gewicht van de financiële sector in de
totale economie was klein. Banken hadden het imago saai te zijn.
Niettemin was het ook een periode van economische voorspoed, zonder
financiële crisissen. Conclusie: wat goed is voor de bankiers is slecht
voor de maatschappij, en omgekeerd.
Saaie bankiers zijn “arme” bankiers
De studie toont ook duidelijk aan waar de twee scharnierpunten liggen:
bij de regulering die volgde op de ineenstorting van het financiële
systeem in 1929 en bij de deregulering die op gang kwam in de
jaren tachtig. Een scheiding tussen commerciële banken en
investeringsbanken werd doorgevoerd in 1933, geleidelijk aan verzwakt
vanaf 1987 en volledig opgeheven in 1999. Plafonds op intrestvoeten
werden ingevoerd in 1933 en geleidelijk opgeheven tussen 1980 en 1984.
De scheiding van banken en verzekeraars werd doorgevoerd in 1956 en
opgeheven in 1999. Tien jaar nadat de teugels volledig werden losgelaten, staat
het financiële systeem opnieuw aan de rand van de afgrond.
Deregulering
leidt bovendien tot een zwakker toezicht op de nog bestaande
regelgeving. Het wordt immers onmogelijk voor de toezichthouders om de
hoogst geschoolde werknemers aan te trekken, omdat de overheid niet kan
concurreren met de lonen in de private sector. Dat de situatie vandaag
(en eind jaren 1920) zo uit de hand is kunnen lopen, komt ook omdat de
controleurs de financiële innovaties van de sector gewoon niet konden
bijhouden. “Als de toezichthouders onze producten zouden begrijpen, dan
zouden ze bij ons werken”, liet een quant zich een paar jaar geleden
ontvallen.
© Kris De Decker
Illustratie door Milo voor Lowtech Magazine.
——————————————————————————————————–
Geraadpleegde bronnen :
- “The blow-up“, MIT Technology Review, 2007 (betalend artikel). Een analyse van
quants en hun instrumenten. - “The mother of all bubbles“, Der Spiegel, mei 2010. Hoe groot is de kans dat Europa failliet gaat?
- “Making banking boring“, The New York Times, april 2009. Een
opiniestuk van Paul Krugman. - “Hoe de financiële wereld een casino werd“, Intermediair, maart
2010. Een analyse van de ontwikkeling van derivaten. - “Wages
and human capital in the US financial Industry 1909 – 2006” (PDF), December
2008. Een studie over een eeuw bankieren in de VS. - “The quiet coup“, The Atlantic, mei 2009. Een ex-IMF hoofdeconoom ontleedt de banden tussen overheid en financiële wereld.
- “Terug naar ouderwets financieren met middelen die iedereen begrijpt“, Me Judice, september 2008. Arnoud Boot vraagt zich af wat de toegevoegde waarde is van innovaties in de financiële sector.
- “A Demon of Our Own Design: Markets, Hedge Funds, and the Perils of Financial Innovation
” (boek), Richard Bookstaber. Bekentenissen van een quant.
- “The real systemic crisis“, The Automatic Earth, mei 2010. Korte
maar krachtige bedenkingen bij de Europese reddingsplannen. - “The dangers of derivatives“, The Wall Street Journal, mei 1999. Martin Mayer voorspelde 10 jaar geleden al wat er vandaag gebeurt.
- “It’s time for swaps to lose their swagger“, The
New York Times, februari 2010 - “Wegwijs in Financiën en economie” (boek), Frederik Delaplace & Co.,
2000. - “Financiële instrumenten” (boek), P.J.W. Duffhues, Kluwer, 1997.
- “Kredietderivaten en de potentiële kettingreacties“, Diederik
Schmull, Inveztor.nl, 13 augustus 2007. - “Kredietderivaten“,
Robert Steeg, Studievereniging JFAS. Over de rol van de advocatuur bij
de ongereguleerde handel in kredietderivaten.
Extra informatie :
- “De financiële crisis: terug naar het verleden“, Apache, juni 2010. Een bespreking van de Belgische begrotingspolitiek in de jaren 1920.
- “Niet alleen VS, maar ook België moet banken hervormen om consument
beter te beschermen“, persbericht Groen.be, mei 2010. De groenen hebben zowaar meer kaas gegeten van financiën dan van ecologie.
Verwante artikels :
Meer op Lowtech Magazine :
Blijf op de hoogte van nieuwe berichten via e-mail,
feed,
twitter of facebook.
——————————————————————————————————–
Foto: commentaar op de kredietcrisis, New York, oktober 2008, bron: Wikipedia Commons.



Plaats een reactie